- bakken
- {{bakken}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [met betrekking tot deeg/beslag] bake2 [met betrekking tot spijzen] fry ⇒ 〈snel met weinig vet〉 sauté, 〈op een plaat〉 griddle, 〈frituren〉 deep-fry3 [met betrekking tot klei] bake ⇒ fire♦voorbeelden:1 vers gebakken brood • freshly baked breadhij bakt altijd zelf brood • he always bakes his own bread2 friet bakken • deep-fry chipseen omelet bakken • make an omelet¶ 〈informeel〉 er niets van bakken • make a complete mess of itII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [deegwaar bereiden] bake2 [zonnebaden] bake ⇒ broil3 [informeel] [met betrekking tot school] plough♦voorbeelden:2 ik heb de hele middag liggen bakken • I've been baking in the sun all afternoon
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.